Toen een mogelijke Duitse inval dreigde, werden kunstwerken uit het Rijksmuseum op andere plekken in Nederland in veiligheid gebracht.
Een aantal werken, waaronder de Nachtwacht van Rembrand, is in 1939 getransporteerd naar Kasteel Radboud in Medemblik. Het kasteel was uitgekozen omdat het, in tegenstelling tot Amsterdam, niet als doelwit van bombardementen werd verwacht. Ondertussen werd in de Noord-Hollandse duinen gewerkt aan betonnen schuilplaatsen waar de werken nog veiliger zouden zijn.
De situatie veranderde toen de oorlog uitbrak. Op 13 mei werd besloten tot evacuatie van de Nachtwacht naar een schuilplaats in Castricum.
H.P. Baard, directeur van het Rijksmuseum, schreef op 2 oktober 1940 aan de burgemeester van Medemblik dat ook de andere kunstwerken naar schuilkelders zouden worden verplaatst. Dit werd door de Duitse bezetter gedoogd omdat die ook belang had bij het veiligstellen ervan.
